Helpen we organisaties nou echt?
Of je nou teamcoach, adviseur of (interim-)manager bent, je bent altijd alert op wat zich ontwikkelt. Dat maakt ons vak zo leuk: het is een ambacht met een stevige, algemene kennisbasis en voortdurend nieuwe ontwikkelingen. We proberen organisaties steeds een beetje beter, mooier en leuker te maken. We gebruiken inzichten uit praktijk en theorie om organisaties meer en beter te laten bijdragen, om het plekken te maken die voor mensen betekenisvol en prettig zijn. Dat is onze kracht en onze valkuil.
Ik worstel al best een tijdje met wat er om ons heen gebeurt en wat we aan het doen zijn. Zijn we organisaties en teams nou echt aan het helpen? Of zijn we met de beste bedoelingen pleisters aan het plakken en schrijven we placebo’s voor? Want laten we wel wezen, in organisaties en in de maatschappij is veel aan de hand. Echt rooskleurig is het niet. Onze wereld is op een aantal manieren onomkeerbaar stuk en de neveneffecten van wat we gebouwd hebben zijn lang niet altijd leuk om aan te kijken. Helpen we daar eigenlijk wel echt bij?
Beter, mooier, meer!
De socioloog Hartmut Rosa schreef de prachtige boeken Leven in tijden van versnelling en Onbeschikbaarheid. In beide boeken maakt hij een analyse van de maatschappij van deze tijd. Hij beschrijft een maatschappij waarin alles ieder jaar steeds beter, mooier, effectiever en efficiënter moet. Dat kan alleen als we de wereld om ons heen nog beter onder controle krijgen en nog slimmer kunnen benutten. Een pijnlijk en herkenbaar beeld.
Ook in organisaties moet er ieder jaar een beetje meer met minder. We vragen teams om nóg beter met elkaar samen te werken. We zoeken hoe het meer lean kan en hoe de slack uit processen gehaald kan worden, hoe we met minder management de professional nog meer kunnen laten oplossen. Mensen zijn resources, menselijke grondstoffen als je goed vertaalt, en als zij nou maar duurzame inzetbaarheid zijn, zijn ze maximaal nuttig. Ben ik cynisch? Nee, hooguit overdrijf ik een beetje.
Resonant of instrumenteel?
Rosa laat de schaduwkant van die beweging zien: de ziel gaat eruit. De wereld is ons instrument en we worden zelf instrumenten in een instrumentele wereld. Er ontbreekt, in zijn woorden, resonantie in de relatie tussen de mens en de wereld om hem heen.
Resonantie betekent dat de (context van) de organisatie je als medewerker of team de ruimte biedt om betekenisvol te zijn èn om bij te dragen aan die context. In dat geval is er sprake van een resonante relatie. Je ervaart de wereld om je heen als betekenisvol en laat je erdoor raken en motiveren, en je ervaart dat je eigen handelen betekenisvol en effectief is.
Het tegenovergestelde van die resonante relatie is de instrumentele relatie. Je bent een resource in de (optimaliserings-)doelen van een ander of jij ziet je omgeving als iets dat je eenzijdig mag gebruiken en verbruiken. ‘Ah’, zul je wellicht denken, ‘maar resonante relaties, dat is precies waar ik aan werk!’
Zoeken naar resonantie
En inderdaad, met een vak dat zich altijd voor op de golf van de ontwikkelingen positioneert, zien we ook dat dit mist en zoeken we naar manieren om bij te dragen aan het vergroten van die resonantie. We zoeken naar de menselijke maat, willen medewerkers en burgers een gezicht geven door middel van klant-, cliënt- of patiëntreizen. We helpen bij het oprichten van tribes, bij kampvuurgesprekken, bij zelforganisatie. We zoeken naar hoe je betekenisvol kunt organiseren, hoe teams eigenaarschap kunnen nemen. We helpen bij het operationaliseren van de wens naar authenticiteit, bezieling, eigenaarschap en empathie en zoeken naar wat aansluit bij nieuwe generaties die om meer betekenis en duurzaamheid vragen.
Kortom, we voelen echt haarfijn aan dat resonantie (ik blijf maar even in Rosa-termen) ontbreekt en dat dat is waar een sleutel ligt voor een aantal vraagstukken van vandaag.
De instrumentele reflex
Maar wat Rosa ook laat zien, is hoe sterk de ‘instrumentele reflex’ is. Dat moet wel, want die is nodig voor dat sneller, beter, mooier, efficiënter. Daar mag je dus niet zomaar uit. En hier kom ik bij mijn puzzel. Want worden de aanpakken die we inzetten niet ingelijfd door die instrumentele reflex? Gewoon een nieuw instrument om doelen nog slimmer te kunnen bereiken? Waardoor het lijkt of we aan resonantie bijdragen, maar eigenlijk resonantie instrumenteel maken in het licht van het nog effectiever en efficiënter maken van onze organisaties? Zou dat zo kunnen zijn?
Want daar zitten we dan, met onze beste bedoelingen, in een soort echokamer van onze eigen aanpakken. Waarin het lijkt of we werken aan betekenisvol werk en bezieling terugbrengen, maar ingekapseld raken in de instrumentele geslotenheid van organisaties.
Ongemak: de sleutel uit de echokamer
Ik ben bang dat het vaak zo gaat. Maar misschien is het niet zó erg, als we deze reflex herkennen. Dan kunnen we op zoek naar de sleutel die ons uit de opgeslotenheid-, uit die echokamer haalt. Een sleutel die natuurlijk vooral bij onszelf ligt. Durven we het aan om ook echt te werken aan die bezieling? Die niet alleen maar mooi is, maar ook lastig? Dat vraagt erom dat we de vraagstukken van vandaag écht aan moeten kijken. Oorspronkelijkheid komt niet zonder ongemak, gedoe en lelijkheid tot stand. De weg naar schoonheid is rommelig.
Ik denk dat dat de uitdaging van de organisatieprofessional is. En aangezien we wel van een uitdaging houden, lijkt me dat alleen maar mooi.