Dit boek is een aanklacht tegen ongeluk in organisaties. Er wordt aangetoond dat het niet ‘gewoon’ is wat er gebeurt in Kantoren, dat niet mensen maar organisaties arbeidsongeschikt zijn. De bedoeling van dit boek is dat Kantoorbewoners en Kantoorbezoekers de Kantoren waar ze verblijven weer ‘vreemd’ gaan vinden. Met de verbazing, eventueel de schrik, begint namelijk de strijd tegen vervreemding. Kantoorbewoners kunnen ontsnappen uit de absurditeit die hun eigen maaksel is, ook al voelen zij zich soms krijgsgevangene in de Kantoorlog.
Er wordt in dit boek ook gezocht naar oplossingen, naar ontsnappingsrichtingen. In de tweede helft van het boek wordt een soms onvermijdelijke, soms absurde, soms onverwachte toekomst geschetst. De organisatiekunde staat nog met één been in het oude millennium: het wordt tijd een pootje bij te trekken. De opdracht voor managers en adviseurs is om nu eindelijk werk te maken van zingeving en bezieling in het werk. De opdracht voor Kantoorbewoners is de eigen verantwoordelijkheid te nemen en te begrijpen dat klagen een keuze is.
Boek is nog te bestellen bij Martijn Vroemen
Kantoorlog: verantwoording na 15 jaar
Het boek Kantoorlog verscheen middenin een kleine ‘hausse’ van kritische boeken en pamfletten over de schaduwzijden van organisaties. Kritiek op organisaties is er altijd al geweest, maar de zorgen namen na de eeuwwisseling fors toe. En terecht denk ik. Kantoorlog heeft enorm veel bijval gekregen, zowel in de pers als van lezers. Ik heb vele lezingen mogen geven en ontving wel eens post van lezers met persoonlijke verhalen en dankbetuigingen.
Er waren ook bezwaren. Nu ik de tekst integraal op deze site beschikbaar maak, wil ik graag een korte verantwoording geven. Ze zeggen dat je nooit je eigen recensie moet schrijven, maar natuurlijk zie ik zoveel jaren na verschijnen bepaalde zaken ook anders. Ik zou het boek achteraf de helft korter hebben gemaakt. En daarnaast besef ik dat ik niet op al die pagina’s steeds uit de valkuil ben gebleven om hetzelfde cynisme te laten zien wat ik anderen verweet. En zo waren er nog wat zaken waarvan ik er op twee dieper in wil gaan.
Geen oplossingen
Het belangrijkste kritiekpunt was dat het boek geen echte oplossingen biedt. Een recensie verwoordde het zo: cum laude geslaagd in de these, geeft een aanzet tot de antithese, maar faalt in synthese. Ik ben het daar gedeeltelijk mee eens. Het klopt dat ik geen panklare oplossingen heb aangereikt. Ik denk ook niet dat er een ‘oplossing’ is en sterker nog: het alsmaar snel oplossingen willen is volgens mij (nog steeds) deel van het probleem. Hoe begrijpelijk ook, juist in dat vele veranderen en toepassen van ‘nieuwe inzichten’ zijn veel medewerkers suf-veranderd en organisaties kapot gemaakt. Mijn pleidooi is en blijft voor een veel behoedzamer strategie bij veranderen en meer aandacht voor behouden wat goed is: behoudkunde naast veranderkunde.
Het vijfde deel van het boek staat overigens bol van de aanbevelingen, de zoekrichtingen en de mogelijkheden. Maar goed, nu lijkt het te veel op verdedigen. Wat ik wel mee kan voelen met enkele critici is dat het zó kritisch zijn op de actuele situatie, iemand welhaast ‘verplicht’ om evenveel moeite te steken in het aanreiken van het alternatief. Je kunt mensen niet de prut in praten en ze er daarna niet meer uit helpen… zoiets?
Zoveel negativiteit
Andere critici vonden in het boek wel érg veel commentaar en ellende bijeengebracht. Sommigen wezen het alleen al om die reden af. Ook waren er lezers die met goede moed begonnen, maar het niet ‘konden opbrengen’ om lang door te lezen. Dat begrijp ik en respecteer ik. Zelf ondervond ik na jaren eenzelfde proces, zij het meer vertraagd. Ik merkte dat ik op een gegeven moment mijn eigen lezingen niet goed meer kon aanhoren. Dat zat ‘m inderdaad in het telkens commentaar leveren en de zwaarte van de boodschap.
Toch zit het in me om kritisch te zijn, om te ontmaskeren, en beleef ik een zeker ‘plezier’ aan de schaduwkanten van het bestaan. Ik heb me meer dan eens afgevraagd of het niet veel beter (handiger, productiever, aardiger) zou zijn als ik aandacht kon schenken aan het positieve, aan de kracht van mensen en organisaties en op alles wat goed en waar en schoon is in het leven. Er kwamen golven van positiviteits-denken over ons heen, en een van de daarbij behorende motto’s was: alles wat je aandacht geeft groeit. Er zijn mensen die daarin een reden zien om geen aandacht te geven aan wat slecht, lelijk en leugenachtig is. Ik ben het daar van harte niet mee eens. Wat aandacht krijgt groeit, misschien ja, maar wat verwaarloosd wordt woekert.
Kantoorlog actueel?
Sommige gegevens en uitspraken zijn sinds het verschijnen van Kantoorlog achterhaald. Maar dat zijn details. Geen detail is dat – al dan niet vrijwillig – de uittocht ‘uit’ organisaties enorm is toegenomen. Het leger ongebonden, zelfstandig werkenden (en ‘werklozen’) is een substantiële factor op de arbeidsmarkt. En groeiende. Of dat zo blijft… de crisis zal het leren.
Verder hoef je de krant maar open te slaan om te weten dat Kantoorlog actueler is dan ooit. Dagelijks worden misstanden in, door en van organisaties onthuld en doen klokkenluiders hun boekjes open. De woede van velen over het ongebreideld kapitalisme, de teleurstelling in de ‘vrije markten’, de bonussen, het graaien, het mislukken van schaalvergrotende organisaties, de dreigende ineenstorting van complete sectoren (zorg? onderwijs? banken!), de kritiek is niet van de lucht. Misschien zou dat juist een reden zijn om te zeggen dat het boek Kantoorlog achterhaald is: de ontmaskering is immers dagelijkse kost.
Is er perspectief?
Je zou bijna denken dat het nooit meer goed komt met die organisaties. Tja, dat is waarschijnlijk ook een kwestie van geloven. Persoonlijk denk ik dat de ‘ugly face’ van organisaties onlosmakelijk bij organiseren hoort. Organisaties zijn hefbomen van menselijke eigenschappen, en sommige van die menselijke eigenschappen zijn nou eenmaal erg kwalijk.
Tegelijkertijd is dat nog geen reden om organisaties categorisch als verdacht en mislukt aan de kant te schuiven. Er zijn voorbeelden die laten zien dat er ook mensen zijn die het anders willen. Buurtzorg bijvoorbeeld, maar ook learning communities als Slow Management en de hele Rijnlandse beweging. Ik merk ook in mijn eigen adviespraktijk dat er zoveel mensen van goede wil zijn, die zoeken naar zingevende oplossingen en naar positieve krachten in het ontwikkelen van organisaties en professionals. Want voorlopig zijn we nog niet van ze af: organisaties, je kunt niet met, maar ook niet zonder ze.
Martijn Vroemen