Denkschaamte overkomt hem door de confrontatie met het verdriet of het verzet van degene die geacht werd enthousiast mee te lopen in het plannetje van de denker. Die denkschaamte is allicht iets pijnlijks, maar hij kan een positief vervolg krijgen in de vorm van reflectie en innerlijke verandering.
Daarover gaat mijn boek Schaamte en verandering. Denken over organisatieverandering in het licht van de filosofie van Emmanuel Levinas. Het boek is nu een aantal jaren uit en voldoet goed als basis voor de workshop Denken voor een ander die ik geef. Wel vroeg ik me laatst af of ik er goed aan deed om het woord ‘schaamte’ op te nemen in de titel van mijn boek.
Daarover verschillen de meningen, heb ik in de loop van de tijd gemerkt. Het hoeft niet altijd verkeerd uit te pakken, denk aan de jaren-70-bestseller De Schaamte voorbij van Anja Meulenbelt. Toch merk ik dat sommige mensen het beschreven verschijnsel interessant vinden, maar afgeschrikt worden door het woord schaamte. Daarover gaat het volgende blogbericht.
Voor of tegen schaamte
Het is niet altijd even handig dat de filosoof Levinas – en ik in zijn kielzog – veel werkt met het begrip ‘schaamte’. Want in die levinassiaanse context heeft dat woord per saldo geen negatieve klank: schaamte kan mensen helpen om uit hun illusies en mentale beperkingen te breken. Terwijl voor veel mensen schaamte iets radicaal negatiefs is. In het alledaagse taalgebruik kán het woord schaamte inderdaad wel de genoemde positieve associaties oproepen. Maar minstens even vaak is voor mensen de eerste associatie met het woord ‘schaamte’ negatief van aard. Dan geldt: schaamte, daar wil je vanzelfsprekend vanaf. In die gevallen is het lastig om dat woord nog te gebruiken als iets met een potentieel constructieve lading.
Een mooie illustratie van de zwaar negatieve lading van het woord geeft Joop Goudsbloem in de inleiding van zijn memoires… Hier verschijnen schaamte en de vastbeslotenheid om die geen kans meer te geven als een leidend thema en programma voor een heel mensenleven. Goudsblom: Omdat de strijd tegen schaamte een constante is gebleven in mijn leven.
Een iets andere benadering van schaamte vertrekt eveneens vanuit de negatieve lading van het begrip, maar buigt de negativiteit uiteindelijk om tot iets positiefs. Schaamte is een zoveel mogelijk te vermijden akelige ervaring, maar die kan wel het eergevoel prikkelen en mensen tot bijzondere prestaties aanzetten.
Deze benadering vind ik terug bij A.F.Th. van der Heijden als hij naar aanleiding van het overlijden van zijn zoon Tonio opmerkt dat hij grimmiger en pretentieuzer is geworden. “Van Tonio’s dood heb ik geleerd om nooit meer iets zomaar te doen. Dat heeft te maken met een proces dat ik ‘verschaming’ noem: dingen waar ik vroeger trots op was, hebben hun glans verloren. Die schaamte daagt mijn creatieve ambitie uit: daar bovenuit komen is wat me nu bezighoudt”.
Een derde, meer positieve, opvatting van schaamte geeft Coen Simon in zijn boek Schuldgevoel. Over de dingen die we niet nodig hebben. Schuld en schaamte zijn bij hem geen ‘zonde’ of iets dat je moet overwinnen, maar met het mens-zijn gegeven. Door het ontbreken van een absoluut vertrekpunt weten we nooit hoe we moeten handelen. Maar we doen net of alsof we het wel weten, aldus Simon. En schamen ons.
Denkschaamte en faalschaamte
Hoe is het mogelijk dat de associaties van mensen bij het woord schaamte zo sterk uiteenlopen? Ik denk dat de verschillen in benadering voor een groot deel verklaard kunnen worden doordat het over verschillende soorten schaamte gaat. Bij de meer positieve opvattingen van het woord (zoals bij Levinas en Simon) gaat het in feite over denkschaamte: de realisatie dat het denken – dus ook jouw denken – illusies produceert. Betrapt te worden op illusies kan zeker pijnlijk zijn, maar het voelt niet per se als een faal-schaamte, want illusieproductie is daarvoor te zeer gekoppeld aan de aard van het denken zelf, en daarmee aan het mens-zijn. Bij de andere – meer als negatief ervaren – schaamtes gaat het om faal-schaamte: je presteert onder het niveau dat jijzelf of anderen van je verwachten. Je staat te kijk voor anderen. En dat wil je voortaan per se vermijden.
Ik denk dat het niet verkeerd is om zowel het gevoel van verlegenheid dat kan optreden bij de ontmaskering van een illusie als dat wat optreedt bij onderprestatie aan te duiden met het woord ‘schaamte’. Maar het is wel goed om in de gaten te houden of dat de schaamte is die alleen met negativiteit geassocieerd kan worden, of dat die ook constructief kan worden opgevat.
Geïnteresseerd? Inspecteer en volg dan het rijke blog-archief van Naud van der Ven