Deze oefening is een ‘lege’ werkvorm die je kunt vullen met eigen stellingen. Je kunt dus vragen om stellingen die te maken hebben met het thema van de dag: beter samenwerken, omgaan met verandering, hoe vangen we de fusie op, hoe krijgen we de klanten weer aan boord, et cetera.
Wat kun je ermee?
- Standpunten en meningen van het hele team goed in beeld brengen.
- Je uitspreken, dus echt kleur bekennen.
- Zorgen dat iedereen aan bod kan komen.
- Alleen geschikt voor prikkelende thema’s, anders komt er geen leven in.
Wat zijn bruikbare stellingen?
Geef de groep een paar voorbeelden, en laat ze dan zelf bruikbare stellingen bedenken. Dit kun je ook voorafgaand aan de sessie al doen.
Voorbeelden van geschikte stellingen
- Ons team kan beter opsplitsen in regio A en regio B.
- Over 5 jaar is de helft van ons werk weg-geautomatiseerd.
- Alleen de fulltimers gaan verplicht naar alle overleggen.
- Rokers moeten onderop de wachtlijst gezet worden.
- Er moet een leerling in ons bestuur komen.
Vertel dat een stelling kort en krachtig moet zijn, liefst met een ! erachter. Een stelling is niet handig als: je het er sowieso mee eens of oneens bent, oordelen over anderen bevat, het een vraag is, een voorwaarde, voorbehoud of een argument bevat, of als er een ontkenning in zit.
Voorbeelden van ongeschikte stellingen
- Wij moeten beter naar elkaar luisteren (iedereen eens).
- Ons bestuur disfunctioneert (oordelen over anderen en gaat niet over dit team).
- Hoe kunnen we beter omgaan met verandering? (vraag).
- Als wij in dit tempo blijven investeren in AI-technologie, dan zal over 5 jaar de helft van ons werk overbodig zijn (bevat een voorwaarde, die op zichzelf discutabel is).
- Het lijkt erop dat in sommige afdelingen het draagvlak laag is (teveel voorbehoud).
- Wij moeten de onderstroom bespreekbaar maken omdat we elkaar anders niet kunnen vertrouwen (bevat een argument).
- We moeten niet over het verleden blijven praten (beter: we moeten het verleden loslaten).
Je ziet dat hele lange zinnen algauw geen goeie stellingen meer zijn. Hoe korter, hoe beter.
Stap 1: de voorbereiding
- Vraag de groep in duo’s of trio’s één pittige stelling te bedenken. Zo een waar je met ja-nee of eens-oneens op moet antwoorden.
- Leg intussen een groot vel op tafel of op de grond. Verdeel dat in drie vlakken (of neem drie aparte vellen als het een grote groep is, en leg die op de grond).
- Schrijf in één vlak (of op één vel): Ja/Eens, op het andere Nee/Oneens en op het derde Vraagteken/Twijfel.
- Laat de stellingen op een papiertje schrijven en stop ze in een doos.
Stap 2: het stellingenspel
- Nu kiest iedereen een eigen ‘pion’: een sleutelbos, telefoon, koffiekopje.
- Je ‘trekt’ een stelling, leest deze voor. Spelregel: iedereen moet eerst twintig seconden nadenken en dan allemaal tegelijk de pion zetten (anders is er te veel sociale beïnvloeding).
- Discussieer over de posities. Waarom sta jij als enige op een ander vlak? Waarom sta jij op het vraagteken? Je zult zien dat mensen tijdens de discussie hun pionnen ook verplaatsen.
- Neem voldoende tijd voor het gesprek. Herhaal drie tot vijf keer. Dan is het geintje eraf.
Tips bij begeleiding
- Nodig actief de mensen uit die op een minderheids-vlak staan, dus die ene nee-stemmer.
- Variant: niet met pionnen, maar met links, rechts en midden in de zaal gaan staan. Letterlijk positie kiezen.
- Geef tussendoor informatie/training over het verschil tussen debat, discussie en dialoog.
- Gooi de discussie open of vraag juist iedereen kort de eigen positie toe te lichten (kan wel vertragend werken).
- Als de groep steeds snel is uitgediscussieerd kan dat betekenen dat de stellingen niet boeien of dat de mensen niet geïnteresseerd zijn in de training/het onderwerp van de dag. Dan zou ik daar zéker een punt van maken. Maar veel waarschijnlijker is dat ze de confrontatie uit de weg gaan. Ja, daar moet je dan ook iets mee: benoemen en doorvragen.