Vragen en wedervragen
Het idee is dat verdiept inzicht vooral ontstaat door vragen en wedervragen, zonder oordeel en zonder concreet advies. De intervisie is gericht op de vraagstelling zelf, niet op de beantwoording ervan.
Ik ken weinig overzichten van intervisiemethoden waarin het 10-stappenmodel ontbreekt. Zelf leerde ik het in 1992 kennen toen ik net begonnen was als organisatieadviseur. De methode wordt overal en nergens aangeboden als socratische intervisie, maar in het genoemde praktijkboek juist weer niet. Neem voor deze methode minimaal anderhalf uur. Je kunt het in een uur afraffelen, maar ik zou eerder langer nemen.
Veel variaties van de 10-stappenmethode
De 10-stappenmethode is in de kern een methode waarbij er niet naar oplossingen wordt gezocht, maar naar een herdefinitie van de vraag. De inbrenger zal de eigen aannames heroverwegen, en er kan dus derde-orde leren plaatsvinden. Ik zag in boeken en online zeker tien varianten van de methode, dus ik mag mijn eigen versie opschrijven.
1. Introductie van de casus – Inbrenger schetst de situatie, het vraagstuk en de belangrijkste kenmerken, rollen, een zeer beknopte historie en misschien de vraag: wat gebeurt er als je het niet oplost? Deze stap dient niet meer dan ongeveer 5 minuten te duren. Soms laat ik mensen een soort pitch voorbereiden thuis, vooral als je minivisies doet in weinig tijd. Grijp als begeleider in als je merkt dat de inbrenger te veel de diepte in gaat, zelf begint te associëren of wegglijdt, de context in. Wees ook alert als iemand al eigen oplossingen inbrengt én zelf gaat toetsen.
2. Informatievragen van de helpers – De helpers stellen gerichte vragen ter verduidelijking. Begeleider voorkomt het geven van suggesties en ook het al te zeer uitdiepen van de vraag. Je kunt vrijwel zeker coachvragen verwachten zoals ‘Wat is er nodig om…? Wat houdt je tegen om…? en ‘Wat vindt het team er zelf van?’, maar die zijn in deze fase ongewenst. Ik doe deze stap vaak in twee snelle rondjes. Als iemand geen vraag heeft kan hij passen. In deze rondes doe ik zelf vaak mee. Deze stap duurt 5 tot 8 minuten.
3. Drie prikkelende vragen – De helpers mogen nu twee stevige, prikkelende, zelfs confronterende vragen stellen. Ik doe het in twee rondes, en schrijf in telegramstijl alle vragen op. Met ongeveer 5 helpers past alles op één flap. Soms stel ik zelf ook zo’n vraag. Leg uit dat de bedoeling van de vraag is om de inbrenger op het andere been te krijgen. Er mag geëxperimenteerd worden (als mensen geen vragen weten is het vaak een teken dat ze vastzitten in hun eigen antwoord: nodig uit tot wild en open onderzoek).
4. Inbrenger waardeert vragen – De inbrenger gaat bij de flap staan en geeft zonder verdere toelichting bij elke vraag aan wat die met hem doet: warm = dit is raak en zet me aan het denken; neutraal = weet nog niet wat ik hiermee kan; koud = deze vraag ken ik al, doet me niks. (De begeleider geeft aan dat de ‘score’ geen waardering is van hoe slim de vraagsteller is).
5. Inbrenger beantwoordt vragen – Nu gaat de inbrenger de vragen beantwoorden. In theorie alleen de warme, maar ik laat meestal alles beantwoorden. Geeft toch interessante informatie. De waardering in stap 4 geeft ook informatie over wat er in het hoofd van de inbrenger gebeurt. Bij de beantwoording let je erop dat het antwoord past bij de vraag zoals deze bedoeld was. Geen discussies.
Omslag naar herformuleren
6. Helpers maken herformulering – Meestal stuur ik nu de inbrenger naar de koffiemachine. De helpers krijgen een minuut of 7 om het vraagstuk opnieuw te formuleren als volgt: ‘Volgens mij is jouw probleem/uitdaging/vraag om….’. Alles wordt op een (halve) flap opgehangen. (Vraag om groot en duidelijk te schrijven met stift). Soms maak ik zelf ook een herformulering.
7. Herformulering van de inbrenger – Inbrenger komt terug. De anderen lezen hun flap voor, inbrenger luistert en mag alleen een vraag stellen als niet duidelijk is wat er wordt bedoeld. Geen discussie. Eventueel ook waarderen in warm/koud (dat is de methode, maar ik doe dit nooit). Helpers gaan nu koffie halen en de inbrenger blijft een tijdje alleen achter en maakt een eigen, nieuwe definitie van het vraagstuk.
8. Bespreken acties en veranderbaarheid – Iedereen komt weer terug en er is nu een wat lossere bespreking. Wat gaat de inbrenger eventueel doen? Wat zou een eerste stap kunnen zijn? Wat zou kunnen helpen en wat zou kunnen storen? Centraal staat tevens de vraag: ‘Welke krachten houden het probleem in stand?’
9. Rondje tips en adviezen – Nu mag iedereen éindelijk al die ingehouden tips geven. Ga maar los, roep ik vaak, en dan blijkt dat er nog heel wat mooie, steunende, slimme, sluwe tips te vergeven zijn. De inbrenger mag van mij dan alleen nog dankjewel zeggen, dus niet meer in discussie gaan.
10. Evaluatie van de intervisie – Zorg dat je de casus inhoudelijk afsluit. Markeer het ‘klaar-moment’ en neem dan afstand van de casus om het proces te beschouwen. Hoe was het om te doen? Hebben de helpers er ook wat aan gehad, en wat dan? Is dit voor herhaling vatbaar? Hoe past dit type reflectie in het dagelijkse werk?
Alle beginnende teamcoaches zou ik adviseren om deze methode goed te kennen. Vervolgens kun je er naar hartenlust op variëren.
In het Praktijkboek Teamcoaching van Martijn Vroemen worden meer dan twintig intervisiemethoden besproken.