Modellen met of zonder kleur
Er zijn talloze tests en modellen die proberen inzicht te geven in de persoonlijkheid. Een toenemend aantal daarvan richt zich specifiek op de werkomgeving. Een voorbeeld is de PAPI test, ontwikkeld begin jaren ’60, en populair in Nederland vanaf halverwege de jaren ’80. Deze test richt zich op eigenschappen van mensen, uitgedrukt in schalen. De test werd veel gebruikt bij werving en selectie.
Er zijn andere tests waarin de volledige persoonlijkheid van iemand wordt uitgedrukt in een bepaald type. Mensen worden dan gemakshalve gelabeld als bijvoorbeeld ‘helper’, zoals in het Quinn Octogram. Hoewel vrijwel alle tests en modellen gebruikt kunnen worden om naar de rollen in, en samenstelling van een team te kijken, is het Teamrollen-model van Belbin daarin het meest uitgesproken.
Veel overlap
Onder de ongeveer tien populairste modellen zit veel overlap. Niet alleen in termen, maar ook in het gebruik van kleuren. En hoe handig ook, juist met het gebruik van kleurcoderingen kan het mis gaan. Veel mensen komen meer dan één kleur-systeem tegen en je moet oppassen dat je het nog wel over het zelfde ‘geel’ hebt. De veranderkleuren van De Caluwé en Vermaak bijvoorbeeld, wijken af van het kleurgebruik in Herrmanns Brain Dominance Model, die weer van Managent Drives of RealDrives en die weer van Lumina Spark, die weer van Insights Discovery… het houdt niet op. Veel modellen zijn loten aan eenzelfde stam (zo ken ik zes varianten op de persoonlijkheidstypen van Jung), maar sommige zijn juist weer volledig uniek. Denk aan de Kolb leerstijlen of de negen persoonlijkheidstypen van het Enneagram. Dit stokoude model beleefde rond het jaar 2000 een piek in de belangstelling, nu hoor je er weinig over.
De primeur om kleurcodering voor gedragscategorieën te gebruiken is voor Edward De Bono, die in 1985 de Six Thinking Hats introduceerde: denkstijlen die hij als gekleurde hoeden voorstelde. Iedereen denkt met enkele voorkeurshoeden op. Dit model was ooit razend populair, maar inmiddels verdrongen door andere modellen.
Welk model en test gebruiken, en hoe?
Modellen komen, en modellen gaan. Gelukkig missen we daar niet zoveel aan, want ze doen bijna allemaal hetzelfde. En je kunt met allemaal op dezelfde wijze het schip in gaan. Wat je liever moet vermijden:
- Mensen labelen en typeren in enkele kreten of kleuren, maar hier ontkom je bijna niet aan. Vrijwel alle modellen verleiden tot stereotypering. Een kleurcode is daarbij handig maar juist ook abstract. Dan zegt ‘helper’ nog altijd meer dan ‘groen’.
- Afgaan op eenvoudige testjes die uitsluitend door de ‘persoonlijkheden’ zelf worden ingevuld: het zelfbeeld is niet onbevooroordeeld, en allerminst stabiel. De herhaalbaarheid van testuitslagen is niet al te hoog.
- Oppervlakkige tests gebruiken om zware beslissingen op te baseren: mensen ontslaan bijvoorbeeld.
- Werken met gestandaardiseerde rapporten: die zijn zo vaag en omslachtig geformuleerd dat iedereen zich er wel in herkent (horoscoop effect). Mensen hebben daarin wel sterktes maar daarbij ‘mogelijke’ zwaktes – daar schiet je dus niets mee op.
- Heel veel geld uitgeven aan dure, gelikte bedrijven die met licenties en workshops je hele bedrijf door de molen halen. Sinds een jaar of tien is dat een trend, terwijl er veel goede, en goedkopere alternatieven zijn.
Wat je wél zou kunnen doen om met dit type modellen te werken:
- Koppel de modellen of tests liever aan een specifieke context: dus typeer dan gedrag in dit team, of in deze omstandigheid, zo voorkom je valse eeuwigheidsclaims.
- Laat meerdere mensen een test invullen over één persoon en ga in gesprek over de overeenkomsten en verschillen in uitspraken (een soort 360 graden methode dus).
- Doe een aantal zelfreflectie oefeningen, al dan niet met behulp van een test/model, en vraag mensen daarna om een gebruiksaanwijzing of handleiding over zichzelf te schrijven.
- Sla de test helemaal over! Ga met behulp van een aantal goede werkvormen in gesprek om elkaar en jezelf te typeren. Werk met concrete voorbeelden en cases, betrek de context erbij (in welke situatie gebruik je welk type).
- Of sla ook het model over en bedenk zélf een typering. Wat ik graag doe is met een team een eigen metafoor verzinnen (bijvoorbeeld Dierentuin, of Circus, of zelfs iets abstracts als Gebouwen of Schepen) en die ‘taal’ gebruiken om het over elkaars eigenschappen, kwaliteiten en valkuilen te hebben.
Waar het in teamverband om gaat is dat mensen leren om over zichzelf en over elkaar na te denken. Dat ze ervaren dat het de samenwerking verbetert als je inziet dat mensen verschillen. En dat het geen kwaad kan om elkaar een spiegel voor te houden. En als je dan per se toch een model wilt gebruiken? Vermijd kleurenblindheid. Ga voor een echt team-model: mijn keuze blijft daarom vooralsnog de Teamroltest van Belbin.